LONDEN – De twee procent rijkste mensen ter wereld bezitten samen de helft van het totale wereldvermogen. Dat is de conclusie van een onderzoek door het economisch instituut Unu-Wider in Helsinki, dat het globale huishoudelijke bezit onder de loep nam. 
Van deze toplaag allerrijksten is twee procent gevestigd in Nederland. Het is de eerste keer dat zo’n uitgebreid onderzoek heeft plaatsgehad naar particuliere vermogens over de hele wereld. Daarbij is gekeken naar roerende en onroerende zaken en financiële tegoeden, minus schulden.
Voor de cijfers werd gebruik gemaakt van de vermogens en wisselkoersen van het jaar 2000. Het blijkt dat hele kleine percentages rijken het wereldfortuin in handen hebben. Zo heeft bijvoorbeeld tien procent van de rijkste volwassenen bij elkaar opgeteld 85 procent van alle persoonlijke rijkdom in bezit. In schril contrast daartegen staat de welstand van de armen: de helft van de wereldbevolking heeft één procent van het globale vermogen in eigendom. Zij wonen in met name India, Afrika en de lage inkomenslanden van Azië. De rijken concentreren zich in Noord-Amerika, Europa en de Aziatische landen waar de inkomens hoog zijn.
Van de één procent allerrijksten leven de meesten in Amerika (37 procent) en Japan (27 procent). Van deze absolute toplaag is eveneens twee procent Nederlands. ,,We moeten duidelijk zijn over wat rijkdom betekent,” zegt Anthony Shorrocks, directeur van Unu-Wider en voorheen verbonden aan de London School of Economics. ,,In normale gesprekken wordt rijkdom vaak gebruikt om geldinkomen aan te duiden, terwijl economen verwijzen naar de waarde van huishoudelijk bezit inclusief menselijke bekwaamheid. Wij gebruiken de term op een andere manier: we hebben gekeken naar fysieke en financiële tegoeden minus eventuele schulden. Hoewel kapitaal maar één onderdeel van welvaart is, heeft het een onevenredig grote impact op persoonlijk welzijn en economisch succes.”

Grondbezit 
Per continent bestaan grote verschillen in het belang dat aan eigendommen wordt gegeven. Zo wordt in arme landen veel zwaarder getild aan huizen- en grondbezit, terwijl in rijke landen de financiële tegoeden het belangrijkst worden gevonden. Er zijn ook wezenlijke verschillen in het soort financiële tegoeden: in Azië wordt rijkdom vertegenwoordigd door spaarrekeningen, in westerse landen door aandelen. Aziatische landen blijken minder vertrouwen te hebben in financiële markten, die in Amerika en West-Europa veel beter ontwikkeld zijn.
Hoewel minder vermogende mensen in arme landen vaak in de schulden leven, zijn deze schulden relatief laag. Dat komt door de afwezigheid van financiële instituten. In westerse landen worden hoge hypotheken verstrekt en zijn bankleningen en het gebruik van creditcards aan de orde van de dag. Particuliere schulden nemen daarom steeds meer toe in rijke landen.